Dinsdag 26 september mocht ik dan toch naar huis. In de loop van de ochtend waren er wat hulpmiddelen afgeleverd bij ons huis. Een toiletverhoger (ik voelde me net mijn oude moedertje), een rolstoel en een ziekenhuisbed. Het had nogal wat voeten in de aarde volgens de chauffeur om ons huis te vinden en nog meer om alles binnen neer te zetten. En dat terwijl we hier zulke fijne brede deuren hebben. Maar dat terzijde. De meneer van de hulpmiddelen was alleen maar gelukkig is de man niet te beroerd om de handen uit de mouwen te steken en samen kwamen ze tot een goed eind. Dat het een echte Westlandse meneer was bleek uit zijn groet: môôôôhh. Zo zeggen ze dat hier :-)
We dachten eerst het bed in mijn werkkamer neer te zetten maar daar hebben we toch maar vanaf gezien. Allereerst omdat er daar enkel glas is en het misschien koud zou worden. Anderzijds omdat deze kamer uitkijkt op de straat. Voor mij zou dat leuk zijn maar iedereen zou mij ook zien liggen en op het idee komen om even aan te wippen. En dat was een minder goed idee de eerste dagen. Ik had echt nog heel veel pijn en kon niet zomaar even naar de deur lopen om die open te doen. Bovendien had ik niet veel behoefte aan visite.
We besloten het bed in de hal te zetten. Een centrale plaats in het huis. Links van mij de trap naar boven waar de man zijn werkkamer heeft. Als hij de deur zou openlaten kon ik hem zo roepen. Recht voor mij de woonkamer en rechts van mij de keuken. De wc rechts naast het schilderij ook niet al te ver. Links naast de woonkamer is de gang naar de voordeur. Dichtbij zonder dat ik in het zicht lag. In mijn rug de grote verwarming die lekker warmde. Ideaal voor zolang het nodig was.
Terwijl thuis alles in gereedheid gebracht werd voor mijn thuiskomst, deed ik dat samen met het ziekenhuis. Ontslag-papieren, instructies over de wondverzorging, de medicatie en hoe daar mee om te gaan, het afscheid van de zusters (wat hebben ze goed voor me gezorgd), het laatste bezoek van dokter Marc en een kop lekkere koffie tot besluit. Daarna was het wachten op de man. Die kwam al vrij snel. Hij had niet de rolstoel van thuis meegebracht maar een euro rolstoel van het ziekenhuis. Je kunt die lenen voor vervoer door de lange gangen. Alleen... dat was voor mij nog geen optie. Ik kon mijn knieën nog niet zover buigen dat ik mijn voeten op het plankje kon zetten en dus was er een klein paniekmomentje.
Die duren nooit lang bij mij en dus pakte ik de ondereinden van mijn broek en hield daarmee mijn benen recht omhoog. Rennen zei ik tegen de man. En daar gingen we. In vliegende vaart door de gang naar de lift. Daar kon ik even rusten omdat hij mijn benen vasthield. Daarna weer verder door de gang naar buiten. Het was vast een komisch gezicht maar het lukte. In de auto komen was nog een verhaal apart, dat zal ik jullie besparen. Dat deed veel pijn.
Het was zover, ik ging naar huis. Tranen met tuiten gehuild in de auto. Van de schrik, de pijn maar vooral van opluchting. En nu kijk ik steeds naar het schilderij van Ramses Shaffy. In zijn eigen handschrift staat geschreven: zing, vecht, huil, bid, lach werk en bewonder. Het motto van mijn blog. Ik denk dat alle woorden langs zullen komen denken jullie niet?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten