De oudste broer en het tweede kind in het gezin van opa en oma was een buitenmens. Hij werkte bij de boer in de buurt en hielp als kind al met melken en hooibouw. Later toen hij naar school ging en nog later toen hij een vak leerde was hij niet veel thuis. Hij ging zijn eigen gang. De jongste broer was intelligent. Hij mocht doorleren zoals dat toen heette. De hoofdonderwijzer van de lagere school kwam speciaal naar het huis van mijn opa en oma om dat te bepleitten. Ze woonden diep in de polder en de wegen waren nog slecht. Het was dus best een dingetje dat die deftige onderwijzer helemaal naar hen toekwam.
Zij wilden daar in eerste instantie (net als daarvoor bij mijn moeder) niks van weten. Want in hun kringen kwam dat niet voor. Jaja, de jaren net na de oorlog waren nog zo. Uiteindelijk mocht het omdat hij een jongen was. Ik hoor nog het verdriet in mijn moeders' stem als ze daarover vertelde. Hij kreeg een mooie baan en verhuisde naar Utrecht. Eerst in een kosthuis en al na een paar jaar trouwde hij met een Utrechts meisje. Zij vond de polder vies en stil en ze kwamen weinig op visite. Na het overlijden van opa en oma hield alleen mijn moeder het contact in stand maar na haar overlijden en het overlijden van de ooms bleef het stil. Soms, zoals vandaag, denk ik aan hem.
Ik wachtte vandaag op alles en iedereen. Op de pakketbezorger van DHL. Op de postbezorger. Op de loodgieter. Op de vuilophalers. Op de offerte van de timmerman. Op de man die thuis zou komen maar in de file zat. Ik vouwde wat doosjes en zakjes. En terwijl ik dat deed dacht ik dus wat aan de oom. De oom die vandaag jarig geweest zou zijn. De oom die ik niet zo heel erg goed kende. Die oom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten