Maandag 8 oktober 2018. Als ze nog geleefd had was mijn lievelingstante vandaag jarig geweest. Ze woonde in de grote stad, deze tante, en was getrouwd met een huisarts met praktijk aan huis. Zes kinderen, een hond, kerkraadslid en veel andere bestuursfuncties. Ze was een lieve vrouw. Om half zes stond ze op en liet ze eerst de hond uit. Het is fijn om zo vroeg buiten te zijn, zei ze dan. Ik woon in de stad maar in mijn hart ben ik altijd een poldermeisje gebleven :-) Daarna gaf ze de hond en een paar katten eten en dekte ze de tafel voor het ontbijt. Iedereen kwam op zijn eigen tijd naar beneden. Als laatste kwam oom. Terwijl hij dan in alle rust ontbeet, maakte zij de spreekkamer in orde. Ze legde alles klaar zodat hij meteen kon beginnen. Ze woonden beneden, de spreek- en wachtkamer waren op de eerste verdieping. Op de tweede verdieping waren de slaapkamers. Het was een drukke praktijk. Soms was de wachtkamer vol en stonden de mensen op de trap en in de gang. Vaak waren dat ook wat je toen nog noemde, gastarbeiders. Mannen met grote zwarte snorren en donkere ogen. Die had je in ons dorp niet. Ze waren aardig deze mannen, maar ik was toch altijd een beetje bang van ze. Je moet niet bang zijn, zei tante dan. Ze voelen zich eenzaam en alleen. Ze hebben kinderen en een vrouw die heel ver weg wonen en die missen ze heel erg.
Als alle patiënten weg waren, kwam Mientje, de werkster. Een ongelooflijk klein wijffie uit een echte volksbuurt. Zij maakte alles schoon terwijl wij dan lunchten. Ze kwam elke dag 1,5 uur. Daarna ging oom even een dutje doen en daarna visite rijden. Tante nam dan de telefoon aan, liet de hond uit, kookte eten, deed boodschappen en bakte cake. Ik kan me bij lange na niet bedenken hoeveel cakes zij gebakken heeft. Waar ze maar op visite ging, gaf ze een cake. In folie en met een rood lint erom. Ze deed veel goed. Ze zei altijd: geloof is niet wat je er over zegt, maar wat je er mee doet. Ik heb dat altijd onthouden en geprobeerd zoveel mogelijk na te leven. Ze was verpleegkundige geweest voor haar huwelijk en oom was een van haar patiënten. Ze zorgde toen goed voor hem maar is dat haar hele leven blijven doen. Ik kan niks anders zei ze dan. Ik hou er van om voor mensen te zorgen. Ze was een supermanager en runde het hele huishouden met alles daaromheen met ijzeren hand. Ze ging pas naar bed als iedereen thuis was. Ik dacht altijd: hoe doet ze het toch? Maar ze deed het. En nooit echt nooit heb ik haar een stem horen verheffen, zien rennen of haasten, nee niks van dit alles. Misschien was het wel haar gematigdheid die haar de dag door hielp. Ze was een supertante.
Toch heeft ze veel zorgen en verdriet gehad. Ze verloor een dochter bijvoorbeeld. Een andere dochter kreeg anorexia. Een van haar zonen scheidde tot vier keer toe. Een kleinzoon raakte aan de drugs. En zo zijn er nog veel dingen op te noemen. Ze had verdiet, dat zag je. Ze had zorgen, ook dat zag je. Maar toch ging ze door. Ik vond dat zo dapper. Langzaamaan werd ze oud en begon ze dingen te herhalen. En nog eens te vragen. En daarna vergat ze wie we waren. En vergat ze zichzelf. Het is nu al weer een paar jaar geleden dat ze overleed. Een van de sprekers in de afscheidsdienst was een patiënt van het eerste uur. Een man met donkere ogen, een snor en inmiddels grijze haren. Hij vertelde over zijn eerste weken in Nederland. Over zijn heimwee en over het zware werk wat hij moest doen. Mevrouw heeft me er doorheen geholpen zei hij liefdevol. Als zij er niet was geweest.... Toen mijn vrouw bij me kwam wonen en we een eigen huis toegewezen kregen, was zij onze eerste gast. Ze bracht een cake mee. Een zelfgebakken cake... ik ben het nooit vergeten.... er ging een zucht van ontroering door de kerk. Ja, zo was ze. Vandaag zou ze jarig zijn geweest. Ik denk aan haar. Met een glimlach op mijn gezicht ga ik straks naar de keuken. Het meel staat al klaar, de boter ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten